Standpunt Belanghebbende
• De belanghebbende is een zelfstandige pedagogisch medewerkster die via een platform haar diensten aan een kinderopvangcentrum verleent.
• Zij voert aan dat haar werkzaamheden – de verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen – voldoen aan de definitie van kinderopvang volgens de Wet Kinderopvang en daardoor onder de kinderopvangvrijstelling vallen.
• Volgens haar betoog moet zij als uitvoerder van kinderopvang (in de zin van de letter van de wet) aanspraak kunnen maken op de vrijstelling van omzetbelasting.
Standpunt Inspecteur
• De inspecteur merkt op dat de prestatie van de belanghebbende in beginsel voldoet aan de definitie van “kinderopvang” zoals omschreven in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang.
• De inspecteur betoogt dat de vrijstelling uitsluitend van toepassing is wanneer de daadwerkelijke opvang wordt verricht door een geregistreerd kinderopvangcentrum.
• Volgens de inspecteur voldoet haar prestatie niet aan de volledige eisen van kinderopvang, waardoor de vrijstelling niet van toepassing is.
Oordeel van de Rechtbank
- De rechtbank concludeert dat de diensten van de belanghebbende moeten worden aangemerkt als het ter beschikking stellen van arbeid en dus geen daadwerkelijke kinderopvang vormen.
- Haar diensten kunnen daardoor niet worden gekwalificeerd als de opvang van kinderen, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel w, van de Wet OB.
- Rechtsverhouding: In de eerste plaats neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat niet belanghebbende, maar het kindercentrum de kinderopvangdiensten jegens de ouders/verzorgers van de betreffende kinderen verricht en de kinderen dus daadwerkelijk opvangt.
- Definitie opvang van kinderen: Daarnaast is van belang dat de dienst “opvang van kinderen” veel meer omvat dan de dienst die belanghebbende verricht. Het gaat bij kinderopvang namelijk niet alleen om de werkzaamheden van de pedagogisch medewerkers, maar ook om het zorgdragen voor een accommodatie en de inrichting daarvan, zoals bedden, tafels en stoelen, sanitair en speelgoed, waarbij moet worden voldaan aan de eisen die daaraan in de Wet op de kinderopvang of in de op grond van die Wet verleende vergunning worden gesteld.
- Duidelijk is dat belanghebbende niet zorgdraagt voor het aan de ouders/kinderen ter beschikking stellen van de accommodatie, want dat doet het kindercentrum aan wie zij haar diensten verricht. Nu er geen sprake is van het aanbieden van kinderopvang door belanghebbende valt belanghebbende niet onder de vrijstelling.
Prejudiciële vragen
Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen over de toepassing van de vrijstelling voor kinderopvang. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aanleiding bestaat om prejudiciële vragen ter stellen. Hiervoor is aangegeven hoe de rechtbank de wet toepast en deze voldoende duidelijk acht.