ECLI:NL:GHAMS:2024:3699, Gerechtshof Amsterdam, 22/2563
Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat er geen sprake is van het verlenen van zorg door een uitzendbureau met gekwalificeerd zorgpersoneel. Zij kijkt daarvoor naar de inhoud van de contracten en maakt een holistische beoordeling op basis van alle feiten en omstandigheden.
Het betreft een geschil rondom de btw-heffing bij een onderneming die zorgpersoneel uitleent aan zorginstellingen. Het hof oordeelt dat de onderneming geen recht heeft op btw-vrijstelling omdat zij niet kan worden beschouwd als een zorginstelling, maar als een uitzendbureau voor zorgpersoneel.
Relevante feiten volgens het hof:
- De onderneming stelt zorgpersoneel ter beschikking aan zorginstellingen.
- De onderneming contracteert met zorginstellingen, niet met individuele zorgafnemers.
- Indien sprake zou zijn van bemiddeling dan zou de onderneming een fee voor bemiddeling in rekening hebben gebracht aan de zorginstelligen en dan zou eiseres zijn teruggetreden na de bemiddeling.
- Vaststaat dat de thuiszorg voor rekening en risico is geschied van de thuiszorgorganisaties waar de zorgverleners aan ter beschikking worden gesteld.
- De zorgverleners verrichten de feitelijke thuiszorg voor de zorginstellingen.
- De onderneming heeft overeenkomsten afgesloten met individuele zorgverleners op freelance basis.
- De onderneming sluit in haar contracten alle aansprakelijkheid uit. Als de onderneming thuiszorg in onderaanneming zou uitvoeren voor de zorginstelling, dan past deze uitsluiting van de aansprakelijkheid daar niet in.
- De overeenkomsten vertonen grote gelijkenis met uitzendovereenkomsten, ondanks de benaming van 'samenwerkingsovereenkomst' en 'overeenkomst van opdracht'.
- De onderneming heeft in het maatschappelijk verkeer een positie als uitzendbureau.
Niet-relevante feiten volgens het hof:
- De precieze aard van de arbeidsrelatie tussen de onderneming en de individuele zorgverleners.
- Of de zorgverleners een VAR-WUO of VAR-ROW verklaring hebben.
- De exacte juridische kwalificatie van de dienstbetrekking (wel of niet fictief).
De rechtbank concludeert dat de onderneming geen recht heeft op btw-vrijstelling omdat zij feitelijk personeel ter beschikking stelt, in tegenstelling tot het verlenen van zorg zelf. Dit oordeel is gebaseerd op een strikte toepassing van de vrijstellingen voor de btw. Het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 12 maart 2015, C-594/13 “go fair” Zeitarbeit OHG, impliceert dat het ter beschikking stellen van (gediplomeerd) zorgpersoneel niet valt onder artikel 132, eerste lid, onderdeel g van de BTW Richtlijn. Er wordt niet voldaan aan de strikte voorwaarden van de goedkeuring van de staatssecretaris waarbij het onderling detacheringen van personeel tussen zorginstellingen kan plaatsvinden. Al is het maar om het feit dat de onderneming niet als een zorginstellling kwalificeert.