EUR-Lex – 62023CJ0615 – EN – EUR-Lex
De btw-richtlijn bepaalt dat de maatstaf van heffing alles omvat wat een leverancier of dienstverrichter als tegenprestatie verkrijgt van de afnemer of van een derde. Subsidies, die rechtstreeks verband houden met de prijs van de levering of de dienst, zijn onderdeel van de maatstaf van heffing.
Het Hof van Justitie van de EU (HvJ) heeft onlangs geoordeeld dat de subsidie, die een overheidslichaam als organisator van openbaar vervoer uitkeert aan de exploitant van het vervoer, niet behoort tot de heffingsmaatstaf van de exploitant. Het overheidslichaam heeft de prijs van de vervoersbewijzen vastgesteld. Die prijzen zijn te laag voor een kostendekkende exploitatie. Het overheidslichaam verstrekt aan de exploitant subsidie om diens exploitatieverliezen te dekken. De subsidie is volgens de exploitatieovereenkomst gebonden aan een maximum per tijdvak.
Volgens het HvJ heeft de subsidie geen rechtstreekse invloed op de door het overheidslichaam vastgestelde prijs van de vervoersdiensten, omdat die tot doel heeft de bij deze activiteit geleden verliezen te dekken. Ook wordt de subsidie niet aan de exploitant betaald om een vervoersdienst te verrichten voor een bepaalde ontvanger van die dienst en heeft deze geen invloed op de door die ontvanger te betalen prijs. De subsidie wordt achteraf toegekend en staat los van het concrete gebruik van de vervoersdiensten. Een dergelijke vergoeding valt niet onder het begrip subsidies die rechtstreeks met de prijs verband houden.
Het HvJ vindt niet van belang dat zonder de vergoeding de prijs van vervoerbewijzen hoger zou moeten zijn.