Op 7 januari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak over de fiscale behandeling van reclameactiviteiten door gemeente Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2025:360). De kernvraag in deze zaak was of de gemeente met deze activiteiten een materiële onderneming drijft en daardoor vennootschapsbelastingplichtig is, en of de vrijstelling voor overheidstaken van toepassing is.
Hieronder volgt een samenvatting van de situatie, het oordeel van het Hof Amsterdam en de verschillen met een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2024:7344).
Situatie
De zaak betreft de fiscale behandeling van reclameactiviteiten door gemeente Amsterdam. De gemeente bezit grond, licht- en trammasten, verkeersregelkasten en tramkasten en sluit privaatrechtelijke overeenkomsten voor het plaatsen en exploiteren van reclameobjecten in de openbare ruimte. De vraag is of deze activiteiten kwalificeren als een materiële onderneming voor de vennootschapsbelasting (Vpb) en of de vrijstelling voor overheidstaken (art. 8e Wet Vpb 1969) van toepassing is.
Oordeel van het Hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2025:360)
Het hof oordeelt dat:
1. Zelfstandige toetsing van de reclameactiviteiten – De reclameactiviteiten moeten afzonderlijk worden beoordeeld en kunnen niet worden meegenomen in het bredere beheer van de openbare ruimte (de “clusterbenadering” wordt verworpen).
De aard van de activiteiten betreffende “het beheer van de openbare ruimte” verschilt namelijk wezenlijk van de activiteiten bestaande uit “het gelegenheid geven tot het doen van reclame-uitingen”. Het beheer en de inrichting van de openbare ruimte is een (publiekrechtelijke) overheidstaak. Het gelegenheid geven tot het doen van reclame-uitingen is dat niet. Gemeente Amsterdam treedt op als privaatrechtelijke partij voor de reclameactiviteiten. Verder zijn de afnemers van de reclameactiviteit (de reclame-exploitanten) anderen dan de afnemers van het beheer van de openbare ruimte (de burgers of de samenleving). De het hof is daarom met de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende samenhang is tussen deze beide activiteiten om ze gezamenlijk te beoordelen
2. Materiële onderneming – Er is sprake van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het economisch verkeer. De gemeente beoogt winst te maken en heeft redelijke verwachting op winst.
3. Geen normaal vermogensbeheer – De activiteiten overstijgen passief vermogensbeheer, omdat de gemeente actief overeenkomsten aangaat en beheert. Dit verschilt van een belegger die uitsluitend eigendommen beschikbaar stelt.
Hiertoe zegt het hof dat onder meer de volgende arbeid tot een meerwaardecreatie leidt:
- het sluiten van contracten met reclame-exploitanten;
- het bepalen en periodiek herijken van beleid rondom reclame;
- het ontwikkelen van de mogelijkheid reclameobjecten voor bredere communicatiedoeleinden te gebruiken en informatieve boodschappen met reclame te combineren;
- het voorbereiden en voeren van gerechtelijke procedures;
- het houden van enquêtes onder bewoners en bezoekers;
- het voeren van overleg met de wethouder; het informeren van het college en de raad en behandeling door college en raad;
- het voeren van overleg met de reclame-exploitanten;
- het onderhandelen met reclame-exploitanten;
- het (eventueel) leveren van elektriciteit en/of het doorbelasten daarvan;
- het voeren van evaluatiegesprekken met de reclame-exploitanten;
- het in behandeling nemen / doorzetten van klachten / meldingen en vragen van reclame-exploitanten, inwoners en raadsleden;
- het beoordelen van de geschiktheid van lichtmasten voor de bevestiging van een lichtbak;
- het toezicht houden en surveilleren op illegaal geplaatste reclameobjecten;
- het toezicht houden op naleving van de gesloten overeenkomsten;
- het zorgdragen voor een goede bereikbaarheid/zichtbaarheid van de reclameobjecten;
- het zorgdragen dat binnen de overeengekomen afstand geen andere reclame exploitatie plaatsvindt dan contractueel overeengekomen;
- het beoordelen van de door de reclame-exploitant ontvangen rapportages;
- het factureren van de overeengekomen vergoedingen en de controle of deze worden afgedragen
Verder overweegt het Hof da de gemeente geschikte locaties voor reclame-uitingen aanwijst en de (ver)plaatsing van reclameobjecten coördineert. Er wordt daarnaast zorggedragen voor tijdig onderhoud. De werkzaamheden vinden plaats vanuit een dienstonderdeel dat zodanig is georganiseerd binnen de gemeente dat sprake is van een min of meer zelfstandige dienst die met eigen personeel tot stand komt (ca. 1,8 fte).
NB: Rechtbank Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2024:7344) oordeelde op dit onderdeel juist dat niet de verrichte arbeid heeft geleidt tot de meerwaarde, maar dat de waarde ontstaat door het exclusieve gebruiksrecht. Je kunt je inderdaad afvragen of reclame-exploitant extra betaalt voor de genoemde werkzaamheden zoals hiervoor opgesomd bovenop het bedrag dat zij bereid is te betalen voor het exclusieve gebruiksrecht dat zij afnemen.
4. Geen overheidstaak – De reclameactiviteiten zijn geen overheidstaak in de zin van de vrijstelling van art. 8e Wet Vpb 1969. Er is namelijk geen sprake van een wettelijke taak van de gemeente, maar slechts een bevoegdheid die de gemeente heeft. De gemeente handelt ook voor de omzetbelasting niet als overheid voor deze activiteiten, hooguit voor het verbod dat geldt voor het aanbrengen van reclame-uitingen zoals opgenomen in de APV. Bovendien treedt de gemeente in concurrentie met commerciële aanbieders van reclameruimte, waardoor de overheidsvrijstelling niet van toepassing zou zijn.
NB: Rechtbank Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2024:7344) kwam aan de toetsing van de overheidsvrijstelling niet toe, omdat er reeds werd geoordeeld dat er geen sprake was van een belastingplichtige onderneming.
Conclusie
Hof Amsterdam en Hof Arnhem-Leeuwarden hanteren verschillende benaderingen bij de beoordeling van gemeentelijke reclameactiviteiten. Hof Amsterdam ziet deze activiteiten als een materiële onderneming die belast is met Vpb, terwijl Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat sprake was van normaal vermogensbeheer. Beide zaken liggen nu bij de Hoge Raad, die duidelijkheid zal moeten geven over de toepassing van het ondernemingsbegrip en de overheidstakenvrijstelling in dergelijke gevallen.
Meer van dit soort berichten ontvangen in je mailbox? Schrijf je hieronder dan in voor onze gemeente nieuwsbrief.