Samenvatting
Rechtbank Gelderland heeft 3 juli 2024 (ECLI:NL:RBGEL:2024:4150) uitspraak gedaan over de vergoeding van invorderingsrente bij een btw-teruggaaf.
Teruggaaf omzetbelasting: De inspecteur heeft op 1 juli 2020 teruggaven van omzetbelasting verleend aan de gemeente voor de jaren 2012-2016
Deze teruggaaf was het gevolg van een correctie van administratieve fouten en de noodzaak van herberekening van het btw-mengpercentage (de verdeelsleutel voor de aftrek van omzetbelasting over algemene kosten.)
Invorderingsrente: De gemeente verzocht om een vergoeding van invorderingsrente op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990. Dit verzoek werd gedaan omdat de gemeente van mening was dat de rente moest worden vergoed over de onterecht inhouden van belasting.
In geschil is of belanghebbende op grond van artikel 28c van de Invorderingswet recht heeft op vergoeding van invorderingsrente over de door de inspecteur verleende teruggaven omzetbelasting voor de jaren 2012 tot en met 2016.
De Rechtbank Gelderland is van oordeel van niet.
Beschouwing
Hof van Justitie
Voor de beantwoording van de vraag of rente vergoed moet worden, heeft de rechtbank prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Het Europese Hof (HvJ 22 februari 2024 C-674/22) heeft geantwoord:
“Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het niet de verplichting oplegt om rente aan een belastingplichtige te betalen vanaf de betaling van een bedrag aan belasting over de toegevoegde waarde (btw) dat vervolgens door de belastingdienst wordt terugbetaald, wanneer
- die teruggaaf deels het gevolg is van de vaststelling dat de belastingplichtige wegens fouten in zijn boekhouding zijn recht op aftrek van voorbelasting voor de betrokken jaren niet volledig heeft uitgeoefend, en
- deels het gevolg is van een wijziging, met terugwerkende kracht, van de berekeningsmodaliteiten van de aftrekbare btw over de algemene kosten van de belastingplichtige
indien deze modaliteiten onder zijn uitsluitende verantwoordelijkheid zijn vastgesteld.”
Rechtbank Gelderland
Rechtbank Gelderland oordeelt nu:
- Het staat vast dat een deel van de teruggaven omzetbelasting het gevolg is van administratieve fouten van belanghebbende zelf, waar de inspecteur in het geheel niet bij betrokken is. Ter zake hiervan bestaat geen verplichting tot het vergoeden van invorderingsrente.
- Uit het antwoord van het HvJ volgt dat het Unierecht niet de verplichting oplegt rente te vergoeden in verband met een teruggaaf van omzetbelasting, voor zover die teruggaaf het gevolg is van een wijziging van een verdeelsleutel die ertoe dient de omvang van de aftrekbare omzetbelasting vast te stellen en die onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van de belastingplichtige is vastgesteld. Partijen verschillen van mening of daarvan in dit geval sprake is.
- De gemeente heeft een brief gestuurd op 29 september 2017, waarin de gemeente aangeeft dat het methode van mengpercentageberekening op grond van kosten niet langer gebruikt kan worden. Mede gelet op deze brief acht de rechtbank het aannemelijk dat het initiatief voor het afstemmen van de oorspronkelijke verdeelsleutel bij belanghebbende lag, en dat zij de methodiek en de berekening van de percentages aan de inspecteur heeft voorgelegd.
- Dat in het conceptrapport is vermeld dat de percentages zijn overeengekomen, leest de rechtbank aldus dat de inspecteur akkoord is gegaan met de destijds toegepaste methodiek en de percentages, ook voor de jaren na 2013. Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur enige invloed heeft gehad op wijze van de berekening.
- De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de verdeelsleutel onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van belanghebbende is vastgesteld.
Met inachtneming van het arrest van het HvJ van 22 februari 2024 komt de rechtbank daarom tot de slotsom dat ook voor zover de teruggaven betrekking hebben op de toepassing van de gewijzigde verdeelsleutel, er geen verplichting bestaat tot het vergoeden van invorderingsrente.
Spiegelbeeldcorrecties
De rechtbank oordeelt verder dat de gemeente Dinkelland geen recht heeft op rentevergoeding voor zogenoemde spiegelbeeldcorrecties. Hoewel de gemeente naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1673) een aanvullende rentevergoeding had gevraagd, wijst de rechtbank dit verzoek af. De rechtbank stelt dat de door de inspecteur toegekende belastingrente in overeenstemming is met de geldende regels en dat deze correct is uitgevoerd, met name omdat de teruggave en het tijdstip van rentevergoeding binnen een redelijke termijn zijn afgehandeld, zoals vereist door het Unierecht.
De rechtbank benadrukt dat de inspecteur, door belastingrente te vergoeden over de periode vanaf acht weken na ontvangst van het verzoek tot de dagtekening van de teruggaafbeschikking, heeft gehandeld binnen de kaders van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Omdat er geen strijd is met Unierecht en de correcties geen aanleiding geven tot een afwijkende behandeling, ziet de rechtbank geen reden om over te gaan tot het toekennen van invorderingsrente
Kennisgroepstandpunten
Wij merken nog op dat de Belastingdienst 20-06-2023 het kennisgroepstandpunt (KG:207:2023:3) over Irimie-rente heeft gepubliceerd. Het is afwachten of de Belastingdienst het kennisgroepstandpunt actualiseert met deze uitspraak als er uiteindelijk voor wordt besloten geen hoger beroep in te stellen.