Het kabinet heeft in het kader van het Belastingplan 2026 belangrijke verduidelijkingen aangebracht in de fiscale fietsregeling. De antwoorden van staatssecretaris Heijnen op Kamervragen geven meer helderheid over de leasefiets, fiets van de zaak, deelfietsen en de relatie met de reiskostenvergoeding. Vooral voor werkgevers die inzetten op duurzame mobiliteit — zoals gemeenten, onderwijsinstellingen en grotere werkgevers — zijn de wijzigingen relevant.
Leasefiets en reiskostenvergoeding: géén dubbele vrijstelling
Een veelgestelde vraag is of een werknemer die een leasefiets of fiets van de zaak gebruikt, daarnaast ook een onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,23 per kilometer kan blijven ontvangen.
Het kabinet is daarover duidelijk: Nee, dat kan niet.
Wanneer de werkgever een fiets ter beschikking stelt voor woon-werkverkeer, draagt de werkgever de reiskosten al. Daardoor vervalt de mogelijkheid om voor datzelfde traject óók de gericht vrijgestelde reiskostenvergoeding toe te passen.
Een uitzondering blijft wél mogelijk: werkgevers mogen – als zij dat willen – een vergoeding geven via de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR).
Bijtelling van 7% blijft bestaan
Voor een fiets die (ook) privé gebruikt mag worden, blijft de bestaande regel gelden:
-
7% bijtelling over de cataloguswaarde per jaar.
-
Na vijf jaar mag de fiets zonder loonheffing in eigendom worden overgedragen, omdat de restwaarde fiscaal als nihil wordt beschouwd.
Deze bijtelling geldt zowel voor een fiets in bruikleen als voor leaseconstructies die fiscaal als ‘ter beschikking gesteld’ worden gezien.
Veel opties voor werkgevers om fietsen te faciliteren
Het kabinet benadrukt dat werkgevers nog steeds uit meerdere fiscale mogelijkheden kunnen kiezen om werknemers op de fiets te krijgen:
-
Onbelaste vergoeding voor de aanschaf van een fiets (ten laste van de vrije ruimte).
-
Onbelaste verstrekking van een fiets, eveneens via de WKR.
-
Fiets in bruikleen met 7% bijtelling.
-
Leasefiets (leasekosten via WKR of als bruikleenregeling met bijtelling).
-
Renteloze personeelslening voor de aanschaf van een fiets (rentevoordeel: nihilwaardering).
-
Reiskostenvergoeding eigen fiets: € 0,23 per zakelijke of woon-werkkilometer.
Vooral de renteloze lening blijft interessant: hierbij kan de werknemer tóch een gerichte vrijgestelde reiskostenvergoeding blijven ontvangen.
Deelfietsen en hubfietsen vrijgesteld
Een belangrijke verduidelijking betreft deelfietsen, waaronder:
-
Hubfietsen
-
Dienstfietsen
-
OV-fietsen
Deze fietsen worden uitdrukkelijk vrijgesteld: omdat ze niet worden meegenomen naar huis, hoeft niet meer getoetst te worden of de fiets meer dan bijkomstig bij het woonadres wordt gestald. Dat voorkomt administratieve regeldruk en maakt het gebruik van deelfietsen fiscaal eenvoudiger.
Geen verdere vereenvoudiging voor nu
Hoewel er in de Kamer zorgen worden geuit over de complexiteit van de verschillende fietsvarianten, ziet het kabinet op dit moment geen mogelijkheid om de regelingen te harmoniseren. De verschillen vloeien voort uit de wezenlijk andere aard van de voorzieningen (vergoeding, verstrekking, bruikleen, lease, lening).
Daarnaast is het kabinet demissionair, waardoor aanpassingen worden doorgeschoven naar een volgend kabinet.
Conclusie: meer duidelijkheid, geen grote veranderingen
Het Belastingplan 2026 brengt geen ingrijpende wijzigingen in de fietsregeling, maar wél belangrijke verduidelijkingen:
-
Leasefiets én onbelaste reiskostenvergoeding is niet toegestaan voor dezelfde rit.
-
Bijtelling van 7% blijft.
-
Werkgevers houden ruime keuze uit fiscale fietsvormen.
-
Deelfietsen worden eenvoudiger en nagenoeg administratieloos.
Voor werkgevers die hun mobiliteitsbeleid vernieuwen of verduurzamen, is het daarmee verstandig om de contractvorm van de fietsregeling bewust te kiezen en de communicatie richting medewerkers te verduidelijken.
Schriftelijke beantwoording WGO I – pakket Belastingplan 2026 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
