Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 26 november 2024 wederom geoordeeld (ECLI:NL:GHARL:2024:7344) dat de reclameactiviteiten van een gemeente niet als onderneming kwalificeren in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting (Wet Vpb).[1] Daarnaast heeft het hof zich uitgesproken over de Vpb-plicht van het beheer van de hypotheekportefeuille van diezelfde gemeente. Beide activiteiten zijn volgens het hof te bestempelen als normaal vermogensbeheer, waardoor geen sprake is van een onderneming.
De zaak is het hoger beroep op ECLI:NL:RBGEL:2022:3670.
Reclameactiviteiten: normaal vermogensbeheer
De gemeente had overeenkomsten gesloten met exploitanten voor de plaatsing en exploitatie van reclamedragers, zoals lichtmastreclames en abri’s, tegen betaling van een vaste jaarlijkse vergoeding. In 2016 genereerden deze activiteiten een opbrengst van ruim €290.000. Het hof heeft het volgende hierover geoordeeld.
Beoordeling als zelfstandige activiteit
Het hof heeft geoordeeld of de reclameactiviteiten zelfstandig moeten worden beschouwd, los van andere gemeentelijke activiteiten zoals het beheer van de openbare ruimte. Het oordeel luidde dat deze reclameactiviteiten voldoende zelfstandig waren. Dit werd onderbouwd door:
- Het organisatorisch en financieel eenvoudig kunnen afbakenen van de reclameactiviteiten van andere gemeentelijke taken.
- De exploitanten als afzonderlijke contractspartners die duidelijk verschillen van de gebruikers van de openbare ruimte (burgers).
Normaal vermogensbeheer
De meerwaarde van de exploitatierechten komt voort uit de het exclusieve exclusief recht om reclameobjecten in de openbare ruimte te mogen exploiteren voor reclamedoeleinden. De door de gemeente verleende exclusieve rechten kunnen worden aangemerkt als rechten in de zin van artikel 3:6 van het Burgerlijk Wetboek. Door het tegen vergoeding verlenen van deze rechten maakt de gemeente dus vermogensrechten rendabel.
Vervolgens moet worden beoordeeld of er sprake is van kwalificerende arbeid. Dat wil zeggen dat er extra arbeid wordt toegevoegd ten opzichte van de arbeid dit nodig is voor normaal vermogensbeheer en die arbeid ook zorgt voor een extra rendement.
Het Hof oordeelt dat het niet de verrichte arbeid is die heeft geleid tot een meerwaarde, maar heeft de door de publiekrechtelijke regulering ontstane exclusiviteit het rendement gecreëerd. Door middel van de arbeid is slechts de opbrengstmogelijkheid gerealiseerd die de openbare ruimte in zichzelf al bezit. De arbeid die hiervoor is verricht bestaat enerzijds uit het (eenmalig) vaststellen en implementeren van regelgeving en beleid (hetgeen onder de publieke taakuitoefening valt) en anderzijds uit het (periodiek) sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten en het beheer en toezicht op de uitvoering daarvan.
Naar het oordeel van het Hof is hier sprake van bij normaal vermogensbeheer passende arbeid. Daarbij wijst het Hof er nog op dat, hoewel geen sprake is van verhuur van onroerend goed, de hier relevante arbeid van belanghebbende zowel naar aard als omvang wel past bij het afsluiten en beheren van langjarige verhuurcontracten, wat ook geen fiscale onderneming vormt.
Tot slot heeft de Inspecteur naar het oordeel van het Hof onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat het door belanghebbende met de overeenkomsten behaalde rendement uitstijgt boven een rendement dat normaal mag worden verwacht bij het passief exploiteren van een vermogensrecht. Het Hof wijst er hierbij op dat sprake is van langlopende, vaste contractprijzen en dat de contractrisico’s in overwegende mate bij de exploitanten zijn gelegen.
Hierdoor werden de reclameactiviteiten gekwalificeerd als normaal, passief vermogensbeheer. Er is geen sprake van een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal, waardoor de activiteiten niet als onderneming worden aangemerkt en daarmee niet vpb-plichtig zijn.
Hypotheekportefeuille: ook geen onderneming
Tot 2007 bood de gemeente als secundaire arbeidsvoorwaarde hypothecaire leningen aan haar personeel aan. Vanaf 2007 werden geen nieuwe leningen meer verstrekt, en richtte de gemeente zich uitsluitend op het beheer van de bestaande portefeuille. In 2016 had de portefeuille een economische waarde van ruim €35 miljoen, en ontving de gemeente €1,15 miljoen aan rente-inkomsten. De werkzaamheden bestonden voornamelijk uit administratieve taken en advisering van lening nemers over alternatieven in de markt.
Beoordeling van de hypotheekportefeuille
Het hof oordeelde dat de activiteiten rondom de hypotheekportefeuille ook als normaal vermogensbeheer moesten worden aangemerkt. Daarbij werden de volgende factoren meegewogen:
- De werkzaamheden namen minder dan 1 FTE in beslag en waren gericht op het afbouwen van de portefeuille van de vóór 2007 afgesloten leningen. De toets van het ondernemerschap moet worden gemaakt met ingang van het belastingjaar (2016), dus een eerdere gelijkenis met commerciële hypotheekverstrekkers is niet langer relevant.
- De portefeuille werd voor tweederde deel gefinancierd met eigen vermogen, en er werd een beperkte risicomarge gehanteerd.
- In tegenstelling tot de rechtbank oordeelde het Hof dat de leningportefeuille weliswaar een zekere omvang had, maar dat neemt niet weg dat de aard van de werkzaamheden hoort bij normaal, passief beheer.
Net als bij de reclameactiviteiten oordeelde het hof dat de aard en omvang van de werkzaamheden pasten binnen normaal vermogensbeheer. Hierdoor was ook hier geen sprake van een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal.
Conclusie en vervolg
Met deze uitspraken bevestigt het gerechtshof dat beide activiteiten van de gemeente niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting. De inspecteur kan echter nog cassatie instellen bij de Hoge Raad.
Wij blijven de ontwikkelingen volgen en houden u op de hoogte van eventuele nieuwe procedures of relevante jurisprudentie. Heeft u vragen over de impact van deze uitspraak op uw organisatie? Neem dan contact met ons op.
Nog niet ingeschreven voor onze gemeente nieuwsbrief? Dat kan hieronder: