De Eerste Kamer heeft het pakket Belastingplan 2025 aangenomen. Over het eigenlijke wetsvoorstel Belastingplan 2025 is hoofdelijk gestemd. De Eerste Kamer heeft twee moties aangenomen. Een motie betreft het stimuleren van gezonde voeding in het nieuwe belastingstelsel. De andere motie betreft het afschaffen van de regeling 'geven uit vennootschap'. Beide moties hadden van de staatssecretaris het advies 'Oordeel Kamer' gekregen.
Belastingplan
De staatssecretaris van Financiën heeft de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd. De nota van wijziging bevat maatregelen, die zijn aangekondigd in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2025.
Aanpassing vervoerskosten aftrek specifieke zorgkosten
Kosten van vervoer kunnen als specifieke zorgkosten aftrekbaar zijn. Voor het bezoeken van bepaalde langdurig verpleegde personen geldt voor autokosten een forfaitair bedrag van € 0,23 per kilometer. Parkeer-, veer- en tolgelden zijn in dat forfait inbegrepen. Op grond van het wetsvoorstel gaat dit forfait vanwege de eenvoud en doelmatigheid ook gelden voor zorgkilometers. Bij nader inzien acht het kabinet het bedrag van € 0,23 te laag. Daarom wordt in de nota van wijziging geregeld dat bij zorgkilometers ook de in dat kader werkelijk gemaakte parkeer-, veer- en tolgelden aftrekbaar zijn. Dat gaat ook gelden voor de aftrek van reiskosten voor het regelmatig bezoeken van een langdurig verpleegde persoon. De kosten voor parkeer- veer- en tolgelden zijn alleen aftrekbaar als de kosten op de belastingplichtige drukken en het betalingsbewijs kan worden overlegd.
Aanpassing expatregeling
De versobering van de 30%-regeling met ingang van 1 januari 2025 uit het Belastingplan 2024 wordt grotendeels teruggedraaid. Per 1 januari 2027 wordt de maximale onbelaste vergoeding op 27% van de totale arbeidsbeloning gesteld. Per die datum gaan ook hogere salarisnormen gelden. Op basis van het prijspeil 2024 gaat de salarisnorm van € 46.107 naar € 50.437. Voor ingekomen werknemers, die jonger zijn dan 30 jaar en een mastergraad hebben behaald, geldt een lagere salarisnorm van € 35.048. Deze norm gaat per 1 januari 2027 omhoog naar € 38.338. De verhoogde salarisnormen zullen nog geïndexeerd worden met de tabelcorrectiefactoren voor 2025, 2026 en 2027. Het bedrag van de salarisnorm dient aan belastbaar loon te worden genoten op kalenderjaarbasis om te kwalificeren als specifieke deskundige.
Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor ingekomen werknemers, voor wie uiterlijk in 2023 de 30%-regeling is toegepast. Het constante forfait van 27% gaat voor het overige gelden voor ingekomen en voor uitgezonden werknemers.
Algemeen woningtarief overdrachtsbelasting naar 8%
Per 1 januari 2023 is het algemene tarief in de overdrachtsbelasting verhoogd van 8% naar 10,4%. Nu wordt voorgesteld om het algemene tarief voor woningen met ingang van 1 januari 2026 terug te brengen naar 8%. Het lage tarief van 2% en de startersvrijstelling blijven gelden voor de verkrijging van een woning die voor de verkrijger als hoofdverblijf gaat dienen en mits aan de voorwaarden is voldaan.
Indexering verlaagde energiebelastingtarieven glastuinbouw
In de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) zijn de verlaagde energiebelastingtarieven voor aardgas ten behoeve van de glastuinbouw geregeld. Abusievelijk is bij de wijziging van de Wbm bij de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw verzuimd de tarieven van de derde en vierde schijf met ingang van 1 januari 2025 van rechtswege te koppelen aan de reguliere energiebelastingtarieven op aardgas. In deze nota van wijziging wordt deze omissie hersteld.
Overgangsrecht btw
Per 1 januari 2026 gaat voor een aantal diensten, waarvoor nu het lage tarief geldt, het hoge tarief gelden. Met deze nota van wijziging wordt geregeld dat ook overdrachten in 2025 van vouchers, die betrekking hebben op prestaties, die vanaf 1 januari 2026 worden verricht, worden belast naar het algemene tarief.
Preferente aandelen kwalificeren alleen voor de doorschuifregelingen aanmerkelijk belang (DSR ab) en de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) wanneer zij zijn uitgegeven in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging. Daarvan is sprake als is voldaan aan specifieke voorwaarden, die in de wet zijn vastgelegd. Het begrip preferente aandelen is opgenomen in de wetgeving voor de DSR ab en de BOR, maar is niet eenduidig. In een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 wordt voorgesteld om preferente aandelen in de wet te definiëren als aandelen met voorrang ten aanzien van de winstverdeling of liquidatieopbrengsten.
Er zijn ook aandelen die zowel kenmerken van preferente aandelen hebben als kenmerken van gewone aandelen. Voor de toepassing van de DSR ab en de BOR worden dergelijke hybride aandelen met ingang van 1 januari 2026 voor een deel aangemerkt als preferent en voor een deel als niet-preferent. De waarde van het preferente deel wordt uitgezonderd van de grondslag voor de DSR ab en de BOR, tenzij het preferente deel van het aandeel is ontstaan en wordt verkregen in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging.
De aangepaste definitie van preferente aandelen geldt enkel voor bedrijfsopvolgingen die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden.
Vereenvoudiging van de voertuigclassificaties
Voorgesteld wordt om voor de autobelastingen aan te sluiten bij de definities van voertuigen in het kentekenregister. Het voorstel heeft gevolgen voor de definities van personenauto en bestelauto. De aansluiting bij de definities van het kentekenregister werkt door naar de bijtellingsregels in de loon- en inkomstenbelasting.
Vervallen tarieftabel in de bpm voor PHEV’s
De Wet bpm bevat een specifieke tarieftabel voor plug-in hybride voertuigen (PHEV's). In verband met recente wijzigingen in de Europese regelgeving wordt voorgesteld om vanaf 1 januari 2025 af te zien van de specifieke PHEV-tarieftabel. De methode aan de hand waarvan de CO2-uitstoot van een PHEV wordt vastgesteld wordt gewijzigd met ingang van 1 januari 2025 en 1 januari 2027. De CO2-waarde van een PHEV komt door deze methode dichter bij de praktijkuitstoot te liggen.
Vervallen bpm-vrijstelling voor de bestelauto van een ondernemer
Als gevolg van het Belastingplan 2023 vervalt de bpm-vrijstelling voor de bestelauto van een ondernemer per 1 januari 2025. Met ingang van deze datum wordt de grondslag van de bpm voor bestelauto’s de CO2-uitstoot. Er komt een specifiek forfait voor bestelauto’s waarvoor geen CO2-uitstootwaarde op basis van de WLTP is vastgesteld.
Voor een bestelauto voor een gehandicapte kan de teruggaafregeling gebruikt worden zonder dat de bpm eerst moet worden voorgefinancierd. Hierdoor ontstaat ook ruimte om in alle gevallen de bpm te heffen van degene die de inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving van een bestelauto aanvraagt.
Tariefkorting in de mrb voor emissievrije personenauto’s
Emissievrije personenauto’s zijn door het gewicht van de accu zwaarder dan vergelijkbare fossiele auto’s. Op dit moment betalen bezitters van een emissievrij voertuig geen mrb en per 1 januari 2025 een kwarttarief. Vanaf 1 januari 2026 geldt een aangepaste tariefkorting van 25% in de mrb. Vanaf 2030 vervalt de korting. De tariefkorting geldt zowel voor het rijksdeel als voor de provinciale opcenten. Deze maatregel maakt de aanschaf van zowel nieuwe als tweedehands elektrische personenauto’s aantrekkelijker.
Herziening op diensten aan onroerende zaken
In de Wet OB 1968 is een regeling opgenomen voor herziening van de vooraftrek van btw bij wijziging van het gebruik van een investeringsgoed. De wet voorziet momenteel niet in de mogelijkheid om btw die op diensten drukt over een aantal jaren te herzien. Het past in de systematiek van de btw en het beginsel van de fiscale neutraliteit om een dienst, die meerjarig is, te volgen om de btw-aftrek te laten aansluiten bij het daadwerkelijke gebruik van de dienst.
De btw-richtlijn staat de lidstaten toe om een herzieningsregeling toe te passen op diensten die de kenmerken bezitten van investeringsgoederen. Dit zijn diensten met een duurzaam karakter. Door een uitbreiding van de herzieningsregeling naar dergelijke diensten wordt de initieel in aftrek gebrachte btw in overeenstemming gebracht met het gebruik van het object voor belaste of vrijgestelde prestaties in die periode. Er is gekozen voor een herzieningstermijn van vijf boekjaren. Om te voorkomen dat kleine investeringsdiensten onder de maatregel vallen, wordt een drempelbedrag van € 30.000 per investeringsdienst ingevoerd. Deze maatregel treedt per 1 januari 2026 in werking.
Wij merken op dat deze grens van € 30.000 geen onderscheid maakt tussen 'investeringen' en 'onderhoud'. Bij grote vastgoedobjecten zal daarom ook bij planmatig onderhoud reeds sprake kunnen zijn van een dienst waarop de herzieningsregeling gaat werken, wat voor een aanzienlijke administratieve lastenverzwaring kan zorgen.
Daarnaast is recent in het arrest Drebers (HvJ 12-09-2024 Drebers C-243/23) aangegeven dat het in strijd is met fiscale neutraliteit om onderscheid te maken tussen diensten aan onroerende zaken en leveringen van onroerende zaken, wanneer de diensten als een investeringsgoed zijn aangemerkt. Het is dan ook de vraag of de herzieningstermijn voor diensten aan onroerende zaken beperkt mag blijven tot 5 jaar, terwijl op onroerende zaken normaal gesproken een herzieningsperiode geldt van 10 jaar.
Laag tarief
Voorgesteld wordt het verlaagde btw-tarief voor een aantal posten te laten vervallen per 1 januari 2026. Dit geeft belastingplichtigen de tijd om hun administratie nog aan te passen op de nieuwe situatie. Het moment van verrichten van de prestatie bepaalt welk tarief van toepassing is. Dat betekent dat een op een betaling in 2025 van een prestatie in 2026 het tarief van 2026 moet worden toegepast.
Het gaat om het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden en om bepaalde culturele goederen en diensten: boeken, uitlenen van (digitale) boeken, sportbeoefening en baden, musea en podiumkunsten. De afschaffing van het lage tarief geldt niet voor het geven van gelegenheid tot kamperen en voor het verlenen van toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen, en andere voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen, circussen, dierentuinen en bioscopen.
Voor gemeenten zal de tariefverhoging gevolgen kunnen hebben voor de onderdelen theaters, museau, bibliotheken en bepaalde sportvoorzieningen. Daarbij zal ook bieden van een verblijfsvoorziening aan asielzoekers aan het COA onder deze wetswijziging kunnen vallen.
Het is dus van belang om goed na te gaan welke activiteiten door deze wetswijziging worden geraakt.
Overdrachtsbelasting
In het regeerakkoord worden maatregelen genomen om investeringen in private huur, middenhuur en vrije huur aantrekkelijker te maken. Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting voor beleggers in woningen wordt daarom verlaagd naar 8%.
Deze verlaging is nog niet opgenomen in het belastingplan, maar wordt opgenomen in een op een later moment in te dienen wetsvoorstel.
Met de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 zijn de volgende maatregelen ingevoerd in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregelingen aanmerkelijk belang (DSR ab):
- aan derden verhuurde onroerende zaken kwalificeren niet voor de BOR en de DSR ab;
- de doelmatigheidsmarge van 5% voor beleggingsvermogen in de BOR en de DSR ab is afgeschaft;
- bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze in de onderneming worden gebruikt;
- de dienstbetrekkingseis in de DSR ab is vervallen;
- er geldt een minimumleeftijd van 21 jaar voor de verkrijger bij schenking van een ab voor de DSR ab en voor schenking voor de BOR;
- de volledige vrijstelling in de BOR geldt tot een goingconcernwaarde van € 1,5 miljoen. Daarboven geldt een vrijstelling van 75%;
- de verwateringsregeling in de BOR en de DSR ab is verruimd door het laten vervallen van de eis dat een indirect belang ten minste 0,5% moet bedragen voor bepaalde familiesituaties;
- de toegang tot de BOR is uitgebreid tot kleine aandelenbelangen als de schenker of erflater samen met familieleden een belang van ten minste 25% in een bedrijf houdt.
De eerste maatregel is per 1 januari 2024 in werking getreden. De maatregelen 2 tot en met 8 treden in werking op 1 januari 2025.
Het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 bevat de volgende maatregelen in de BOR en de DSR ab:
- de toegang tot beide regelingen wordt beperkt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% van het geplaatste kapitaal;
- de bezits- en de voortzettingseis in de BOR worden versoepeld. De voortzettingseis wordt beperkt tot drie jaar;
- onbedoeld gebruik van de BOR op (zeer) hoge leeftijd wordt aangepakt;
- een specifieke constructie met een bedrijfsopvolgingscarrousel wordt aangepakt;
- de inwerkingtredingsdatum van de verruiming van de verwateringsregeling en de toegang voor kleine familiebelangen wordt gewijzigd van 1 januari 2025 naar een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip; en
- het salderen van de schuld met de waarde van ter beschikking gestelde onroerende zaken en enkele wetstechnische verbeteringen.