De casus
Een BV huurt van een gemeente een aantal ruimten in een gemeenschapshuis, te weten een sporthal, een beugelbaanhal, een horecabedrijf, een concert-/theaterzaal en drie vergaderruimten. Gemeente en BV hebben bij de verhuur geopteerd voor btw-belaste verhuur. De inspecteur is van mening dat bij het ter beschikking stellen van de concert-/theaterzaal en de drie vergaderruimten sprake is van vrijgestelde verhuur, terwijl de BV van mening is dat sprake is van btw-belaste prestaties, ofwel “verhuur-plus”.
Van belang is dat de BV aan de gebruikers één onsplitsbare vergoeding in rekening brengt en de volgende handelingen verricht:
- Zij heet de bezoekers welkom en geleidt hen naar de zalen;
- Zij verzorgt de schoonmaak van de zalen;
- Zij deelt de zalen in naar de wensen van haar gebruikers;
- Zij verzorgt de verwarming of koeling en de verlichting van de zalen;
- Zij verzorgt het toezicht en het beheer van de zalen ; en
- Zij geeft gelegenheid gebruik te maken van internet doordat in het gehele gebouw wifi aanwezig is.
Aanvullende betaling vindt plaats voor gebruik van TV-schermen en beamers, alsmede gebruik voor voorzieningen als licht en geluid dat uitsluitend mag worden bediend door personeel van de BV.
De uitspraak
De rechtbank stelt de BV volledig in het gelijk. Onder verwijzing naar een keur van uitspraken van het Hof van Justitie van de EU en de uitspraken van de Hoge Raad van eind november / begin december 2012 oordeelt de rechtbank dat het voorwerp van de overeenkomst tussen de BV en de gebruikers als één prestatie moet worden beschouwd die beter gekarakteriseerd kan worden door het leveren van een prestatie dan door de enkele terbeschikkingstelling van een onroerende zaak., ofwel een dienst “naar eigen aard” (een ‘dienst sui generis’).
Saillant detail is dat de rechtbank geen onderscheid maakt in langdurige of kortstondige overeenkomsten maar er de nadruk oplegt dat de ruimten voor de volgende periode aan een ander ter beschikking staan en het niet alleen heeft over vergaderen, maar ook trouwen en bridgen. Hiermee neemt de rechtbank afstand van onderdeel 7.3.5 van het Besluit van de staatssecretaris van 19 september 2013 waarin hij btw-belast gebruik slechts toestaat als sprake is van congres-, vergader- en/of tentoonstellingsruimte.
Let wel, langdurig gebruik ziet op, bijv., wekelijks terugkerend gebruik op vaste tijdstippen (bridgeclub) en niet op het exclusieve gebruiksrecht van een ruimte als, bijv. jongerencentrum, die zelf een sleutel hebben.
Praktische betekening
Deze uitspraak laat nogmaals zien dat het standpunt van de staatssecretaris en de Belastingdienst ten aanzien van de exploitatie van voorzieningen als gemeenschaps- en dorpshuizen niet juist is. Bij het ter beschikking stellen van ruimten in een gemeenschaps- of dorpshuis is – in verreweg de meeste situaties – geen sprake van verhuur, maar van een veel meer omvattende dienst die niet kan worden aangemerkt als verhuur. Daarmee is sprake van een btw-belaste dienst waarop het ‘normale’ btw-tarief van thans 21% van toepassing is. Daarmee is de optie btw-belaste verhuur zonder meer mogelijk en komt de inkoop-btw voor aftrek in aanmerking.
Voorts is opmerkelijk dat de belastingrechter het Besluit van de staatssecretaris over dorpshuizen geheel terzijde schuift en zich volledig richt op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en de Hoge Raad.
Voor gemeenten is dit een belangrijke uitspraak. Zij kunnen immers de btw in aftrek brengen op de bouw- en onderhoudskosten van gemeenschapshuizen. Daarbij doet het niet ter zake of zij deze ruimten zelf exploiteren, dan wel door een particuliere ondernemer, een stichting of een BV. Per saldo is uiteindelijke altijd sprake van een hoger bedrag aan aftrekbare inkoop-btw dan van verschuldigde btw.