De Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen heeft geoordeeld dat Stichting X, die onderwijsactiviteiten verricht voor onderwijsinstellingen, niet voldoet aan de bekostigingseis in de onderwijsvrijstelling van artikel 6b lid 1 onderdeel b Wet Vpb 1969.
Stichting X ontvangt haar inkomsten van de onderwijsinstellingen waarvoor zij werkt. Deze instellingen worden zelf wel uit publieke middelen bekostigd, maar volgens de Belastingdienst gaat het in dit geval om betalingen als tegenprestatie voor geleverde diensten, niet om ‘bekostiging’ in de fiscale zin. Bekostiging uit publieke middelen impliceert volgens de kennisgroep dat er geen contractuele tegenprestatie is en dat het publiekrechtelijke lichaam niet de afnemer van de prestatie is.
Omdat de gelden indirect via onderwijsinstellingen komen en er sprake is van een contractuele relatie, kwalificeren deze inkomsten niet als publieke bekostiging. Een vergelijking met situaties waarin een stichting slechts als doorgeefluik fungeert, gaat volgens de kennisgroep niet op.
Deze uitleg voorkomt dat de vrijstelling te ruim wordt toegepast, bijvoorbeeld op commerciële partijen die indirect door publieke gelden betaald worden. Overigens kunnen onderwijsorganisaties, wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een subjectieve vrijstelling van de organisatie zelf, bepaalde onderdelen van hun actviteiten wel vrijstellen met een objectieve vrijstelling.