Staatssecretaris Wiebes komt op Prinsjesdag 2016 met een (meer) aantrekkelijke afkoopregeling voor pensioen in eigen beheer (PEB). De afkoopperiode wordt verlengd naar drie jaar met aflopende belastingkorting, waardoor een PEB dat ‘onder water’ staat wellicht later voordelig kan worden afgekocht.
In zijn Kamerbrief van 1 juli 2016, nr. 2016-0000092244 gaat Wiebes ook in op vragen van de Tweede Kamer over onder meer het gebruikelijk loon en de box 3-gevolgen van afkoop. Hij wijst er onder meer op dat er bij de afkoopvariant, anders dan bij een mogelijk gefacilieerd afzien van PEB-aanspraken, geen emigratielekrisico optreedt omdat een conserverende aanslag werkzaam blijft. Verder komt er geen internetconsultatie omdat de maatregelen op 1 januari 2017 in werking zouden moeten treden en acht Wiebes het verplichten van een afbouw van PEB binnen een bepaalde periode niet nodig bij invoering van de voorgestelde maatregelen.
De uitgebreidere afkoopregeling
De staatssecretaris gaat zijn eerdere voorstel voor het uitsluitend bieden van een (geruisloze) afkoopmogelijkheid in 2017, mede naar aanleiding van Kamervragen en een algemeen overleg (AO) met de Kamer, enigszins verruimen. Na een geruisloze (geen LB en geen revisierente) afstempeling van de waarde in het economische verkeer naar fiscale waarde, gaat een maximale afkoopperiode gelden van drie jaar met verschillende belastingkortingspercentages en is voor de afkoop geen revisierente verschuldigd. Als een dga afkoopt in 2017 wordt er een belastingkorting op de grondslag toegepast van 34,5% (in het eerdere voorstel was dit 30%), bij een afkoop in 2018 is de korting 25% en in 2019 slechts 19,5%. Voor de afkoopregeling (afstempeling gevolgd door afkoop) wordt in beginsel aangesloten bij de balanswaarden van ultimo 2015; Wiebes heeft (nog) niet aangegeven in welke gevallen kan worden uitgegaan van recentere balanswaarden.
PEB onder water
De verruiming van de afkooptermijn is mede bedoeld voor dga’s die niet meteen kunnen afkopen omdat er onvoldoende vermogen tegenover de pensioenverplichting staat (PEB onder water). Deze groep is volgens de NOB aanzienlijk. De vraag is of hun situatie in 2018 of 2019 substantieel is verbeterd, maar de mogelijkheid is er in elk geval.
Dga’s die geen gebruik willen of kunnen maken van de afkoopmogelijkheid, kunnen na geruisloos afstempelen overstappen naar de spaarvariant en eventueel in 2018 of 2019 gebruikmaken van de afkoopmogelijkheid. Bij de spaarvariant blijft het geld beschikbaar in de onderneming – zonder verdere opbouwmogelijkheid – en de dga kan op een later moment een externe oudedagsvoorziening treffen (geen verplichting) of bijvoorbeeld dividenduitkeringen doen voor zijn/haar oude dag. Belastingheffing vindt dan pas in de uitkeringsfase plaats. Het kabinetsplan om de eerste tariefschijf voor de vennootschapsbelasting te verlengen naar € 250.000 in 2018 en naar € 350.000 in 2021 maakt dit (nog meer) een goede optie.
Kamervragen tijdens het AO
Een aantal van de AO-vragen heeft al tot aanpassing geleid, andere belangrijke punten zijn de positie van de partner van de dga, de gevolgen van afkoop voor dividenduitkeringen en box 3, en de gevolgen van afstempelen voor het gebruikelijk loon van de dga.
Positie partner
Voor beide varianten moet de dga toestemming van zijn/haar partner hebben omdat dit gevolgen heeft voor pensioenrechten van de partner. Voor het partnerpensioen verplicht artikel 3a, lid 6 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding al tot het vragen van toestemming van de partner. Voor het ouderdomspensioen is er nog geen wettelijke verplichting en Wiebes gaat bekijken of hij hier een regeling voor kan treffen (voor beide varianten).
Het is overigens niet zo dat de partner altijd tegen uitfasering van het PEB zal zijn; er worden hierdoor namelijk weer dividenduitkeringen mogelijk waardoor het gezinsinkomen verhoogd kan worden.
Om toestemming van de partner te verkrijgen kan de dga afspreken om het aan de partner toekomende deel van de waarde van het pensioen bijvoorbeeld bij een professionele verzekeraar onder te brengen. Verder kan de partner compensatie eisen via bijvoorbeeld aanvullende huwelijkse voorwaarden. Bij PEB-aanspraken die commercieel onder water staan zal de partner delen in het ‘verlies’ aangezien de partner door de uitspraak van Hof Den Haag van 18 juni 2014, nr. 105.012.193-01, ECLI:NL:GHDHA:2014:2744 niet meer kan opeisen dan de dga zelf uit de BV als oudedagsvoorziening kan verwachten. Als de partner niet instemt en het PEB derhalve niet beëindigd kan worden, zullen de opgebouwde PEB-rechten worden bevroren.
Wiebes ziet in een ongelijke verdeling van de oudedagsvoorziening tussen dga en zijn/haar partner om toestemming te verkrijgen niet direct een schenking. Als er tegenover een verlaagde aanspraak op pensioenrechten van de partner van de dga een passende compensatie staat in de vorm van bijvoorbeeld een aanpassing van de huwelijkse voorwaarden, is van een vermogensverschuiving geen sprake. De compensatie dient juist ter voorkoming van een vermogensverschuiving. Hij wijst er op dat deze problematiek nu al speelt bij scheiding en dus geen specifiek gevolg is van de uitfaseringsvoorstellen.
Artikel 19b, lid 3 Wet LB bepaalt al dat de afkoop- en afziensancties in de loonbelasting niet worden toegepast wanneer het bij echtscheiding overgedragen deel van de oudedagsvoorziening als een oudedagsvoorziening van de partner wordt voortgezet. De staatssecretaris wil een vergelijkbare regeling treffen voor de twee PEB-uitfaseringsvoorstellen, waarbij dan ook revisierente achterwege blijft. Een verdeling van de pensioenrechten tussen echtgenoten onderling in het kader van de uitfasering PEB zou dan geen nadelige (fiscale) gevolgen hebben.
Gevolgen afkoop voor dividend
Afstempeling leidt tot een waardevermeerdering van de BV omdat de BV dan voor dit deel bevrijd is van een verplichting. Bij een (latere) vervreemding van de aandelen wordt meer aanmerkelijkbelangwinst behaald omdat er een hogere vervreemdingsprijs kan worden gevraagd. Verder leidt de afstempeling tot ruimte voor dividenduitkeringen (vallen eveneens in box 2) omdat de dividendklem als gevolg van de (hogere) commerciële waarde van de pensioenaanspraak dan verholpen is. De vraag is echter of een dga die net de fiscale waarde van zijn PEB heeft afgekocht tegelijkertijd de volledige ruimte voor een dividenduitkering in een jaar kan of zal gebruiken. Dit hangt ook af van de financiële positie van de BV in het algemeen, en in dat kader moet onder meer rekening worden gehouden met de uitkeringstoets. Verder is van belang dat een dga zelf kan bepalen het uitkeren van dividend uit te stellen dan wel te verspreiden over meerdere jaren.
Gevolgen afkoop voor box 3
Beslissend is in hoeverre de afkoopsom op 1 januari als een bezitting van de dga kan worden aangemerkt; hierbij is onder andere van belang of hiertegenover voor de heffing van box 3 meetellende schulden staan. Bij het fiscaal gefaciliteerd afkopen van het PEB ontvangt de dga een afkoopsom ter grootte van de waarde van de pensioenverplichting op de balans voor de heffing van de vennootschapsbelasting minus de verschuldigde loonheffing over deze waarde na de korting. Aangezien de dga zelf kan bepalen wat hij/zij met de ontvangen afkoopsom doet, kan het bedrag bijvoorbeeld ook als kapitaal worden teruggestort in de BV, worden teruggeleend aan de BV of gewoon worden ‘opgemaakt’.
Gebruikelijk loon
Een verlaging van opgebouwde pensioenaanspraken heeft in beginsel geen invloed op het gebruikelijk loon. Het niet meer opbouwen van pensioen kan misschien wél tot een aanpassing van het gebruikelijk loon leiden omdat er moet worden gekeken naar de arbeidsbeloning bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Als er bij vergelijkbare dienstbetrekkingen een compensatie zou worden gegeven, dan leidt het stoppen met opbouwen van pensioen voor de dga tot een verhoging van het gebruikelijk loon, natuurlijk voor zover de doelmatigheidsmarge van 25% wordt overschreden.
Bron: Fiscaal Totaal