Voor wie? |
Voor MKB |
Wat? |
Om ondernemers die door de coronacrisis zijn getroffen te helpen zijn de regels voor de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) versoepeld. Deze aangepaste regeling is per 16 maart 2020 van kracht. Met de regeling kunnen bedrijven onder gunstiger voorwaarden geld lenen bij de bank. De BMKB is bestemd voor ondernemingen met maximaal 250 werknemers (fte) met een jaaromzet tot 50 miljoen euro of een balanstotaal tot 43 miljoen euro. |
Omvang tegemoetkoming |
· De overheid staat borg voor 90% van het geleende bedrag. 75% van een overbruggingskrediet kan met BMKB worden gefinancierd. · De persoonlijke borg van de ondernemer is verlaagd van 25% naar 10%. · Het kredietdeel voor risico van de bank kan in de vorm van een nieuwe lening, een nieuw rekening courant krediet (rood staan) of een verhoging van een bestaand rekening courant krediet. · Het maximale krediet is vastgesteld op 1,5 miljoen euro. · De maximale looptijd van het BMKB krediet is 8 kwartalen. · De manier van aflossen is de keuze van de bank. De opties zijn: · Lineair (elke keer hetzelfde bedrag + rente over het openstaande bedrag), eventueel met aflossingsvrije periode. · Ineens, aan het einde van de looptijd. · De toets op een tekort aan zekerheden is bij inzet BMKB niet aan de orde. |
Waar te regelen? |
Bij de eigen financier (bijv. de bank) indienen |
Meer informatie? |
Algemeen
Let op! De NOW 3.0 loopt vanaf 1 oktober in 3 tijdvakken van 3 maanden tot 1 juli 2021. U kunt de tegemoetkoming (NOW 3.3) van 6 mei 2021 tot en met 30 juni 2021 hier aanvragen bij het UWV. DGA’s (en hun partner in dienst van de BV) zijn doorgaans niet (verplicht) verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Hun loon telt niet mee bij het berekenen van de hoogte van de NOW-subsidie. Wel kan het gebruikelijk loon verlaagd worden en eventueel TOZO worden aangevraagd bij de (woon)gemeente. Voor vragen hierover kunt u contact met ons opnemen. |
Voor wie? |
Alle werkgevers die te maken hebben met tenminste 20% verwacht omzetverlies in de te kiezen (meet)periode: NOW 3.3: · april/mei/juni · mei/juni/juli · juni/juli/augustus |
Hoe wordt dit omzetverlies bepaald? |
U vraagt subsidie aan voor de loonsom in verband met een verwachte terugval in de (netto)omzet van meer dan 20%, in beginsel op concernniveau. Als u verwacht dat het effect van de huidige situatie pas met vertraging in uw omzetcijfer zichtbaar wordt, kunt u aangeven dat u de periode voor de omzetvergelijking één of twee maanden later wil laten starten. Tenzij de meetperiode moet aansluiten op de aanvraag van eerdere NOW-subsidie. De verwachte omzet in de maanden van de door u gekozen periode (meetperiode), vergelijkt u met de totale omzet in 2019, gedeeld door 4 (of 3 voor de NOW 2.0) (referentieperiode), zodat beide cijfers zien op een omzet over 3 (of 4) maanden. Op basis daarvan berekent u het omzetverlies in procenten. Ondernemingen die op 1 januari 2019 nog niet bestonden hanteren een andere berekening van de omzetdaling. Achteraf wordt vastgesteld wat de werkelijke daling in de omzet is geweest en op basis daarvan vindt nabetaling of terugbetaling plaats. Indien op concernniveau geen sprake is van tenminste 20% omzetdaling, kan op individueel niveau NOW worden aangevraagd. In dat geval mag de moedermaatschappij of het groepshoofd van de groep waar de werkmaatschappij onderdeel van is geen bonussen uitkeren en mag de groep geen dividend/winstuitkering uitkeren of eigen aandelen inkopen. |
Wat? |
Vergoeding van de loonkosten (naar rato van de omzetdaling):
· NOW 1.0: loonkosten van maart t/m mei 2020 (tot max. 90%) · NOW 2.0: loonkosten van juni t/m september 2020 (tot max. 90%) · NOW 3.1: loonkosten van oktober t/m december 2020 (tot max. 80%) · NOW 3.2: loonkosten van januari t/m maart 2021 (tot max. 85%) · NOW 3.3: loonkosten van april t/m juni 2021 (tot max 85%) De tegemoetkoming geldt zowel voor vaste als flexibele contracten. Kijk verder voor de bijbehorende verplichtingen op |
Omvang tegemoetkoming |
De tegemoetkoming is afhankelijk van het omzetverlies. Het UWV zal reeds een voorschot verstrekken van 80% van de berekende tegemoetkoming. De formule voor het berekenen van de subsidie ziet er als volgt uit: %-omzetdaling * 85% (was: 90% en 80%) * loonsom * 3 (of 4) * 140% (was: 130%) |
Wat is de loonsom? |
De loonsom bestaat uit het loon waarover de premies werknemersverzekeringen worden afgedragen, het SV-loon. Het loon van alle werknemers die in juni 2020 bij de aanvrager in dienst waren tellen hierin mee. Voor de berekening van de subsidie telt maximaal € 9.718 van het loon per werknemer mee (2 keer het dagloon). De werkgever heeft naast het loon te maken met andere kosten voor de werknemers, zoals bijvoorbeeld pensioenpremies, premies voor de werknemersverzekeringen en een reservering voor het uitbetalen van vakantiegeld. Ook deze kosten worden vergoed. Daarvoor hanteert het UWV een opslag van 30% (NOW 1.0) of 40% (vanaf NOW 2.0) bovenop de loonsom. Als een werkgever bij het UWV een aanvraag indient voor ontslag op grond van bedrijfseconomische omstandigheden, gelden er aanvullende regels. |
Waar te regelen? |
U kunt de tegemoetkoming (NOW 3.3) van 6 mei tot en met 30 juni 2021 hier aanvragen bij het UWV. |
Definitieve aanvraag NOW-subsidie |
Kijk voor meer informatie op UWV |
Publicatie officiële regelingen |
|
Meer informatie? |
Van de Rabobank Westelijke Mijnstreek ontvingen wij onderstaande berichtgeving.
Kan ik uitstel aanvragen van de aflossingsverplichtingen van mijn lening(en)?
Als MKB-ondernemer kun je zes maanden uitstel van aflossingsverplichtingen van je lening(en) aanvragen. Als klant moet je zelf aangeven dat je uitstel wilt. Dat doe je door online een formulier in te vullen. Vermeld hierbij het nummer van de lening(en) waarvoor je uitstel wilt aanvragen.
Als we je verzoek verwerkt hebben, ontvang je een bevestigingsbrief. Gezien de drukte kan dit langer duren dan je van ons gewend bent. Belangrijk om te weten: we vragen je altijd om te onderzoeken of je gebruik kunt maken van overheidsmaatregelen, zoals het uitstellen van belastingen en de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud.
Let op!
Verzoeken die betrekking hebben op de aflossingen van maart kunnen tot uiterlijk 30 maart om 13.00 uur worden ingediend. Als je het verzoek later indient, zal het uitstel gelden voor de aflossingsverplichtingen vanaf april! Het gaat om uitstel van aflossingsverplichtingen, niet om uitstel van de rentekosten van de lening.
Uitstel voor bedrijven met een financieringsbedrag hoger dan 3 miljoen euro
Heeft je bedrijf meer dan 3 miljoen euro aan financieringen uitstaan bij de Rabobank? Ook dan vul je het online formulier in om uitstel aan te vragen. Vervolgens nemen we persoonlijk contact met je op om de mogelijkheden te bespreken.
Uitstel voor bedrijven die begeleid worden door Bijzonder Beheer
Wil je uitstel van aflossingsverplichtingen aanvragen en kreeg je bedrijf voor de uitbraak van Corona al begeleiding van de afdeling Bijzonder Beheer? Ook dan vul je het online formulier in om uitstel aan te vragen. Vervolgens zullen wij je laten weten welke mogelijkheden er zijn.
In november heeft de VNG aan de gemeenten laten weten dat de bijdragen die zij ontvangen van het Afvalfonds verpakkingen btw-belast zijn. Aanleiding daartoe was een niet eerder gecommuniceerd standpunt van de Belastingdienst dat gemeenten geen wettelijke taak hebben ten aanzien van het scheiden van huishoudelijk afval. Dat is wel het geval voor het inzamelen en zich ontdoen van huishoudelijk afval. De werkzaamheden met betrekking tot het zwerfafval blijft geheel een compensabele overheidstaak. De bijdragen die de gemeenten ontvangen van het Afvalfonds verpakkingen zijn dan btw-belast.
Dat standpunt heeft bij de gemeenten tot nogal wat beroering en onbegrip geleid. Dat werd nog versterkt door het standpunt van de Belastingen dat dit met een terugwerkende kracht van vijf jaar plaats moet vinden. Hierover hebben wij u al in een eerdere nieuwsbrief geïnformeerd.
De VNG is vervolgens met het ministerie van Financiën, het afvalfonds en het NVRD in overleg gegaan en heeft de gemeenten gevraagd nog even geen btw-facturen aan het Afvalfonds Verpakkingen te sturen. Het overhevelen van het scheiden van huishoudelijk afval van de compensabele- naar de btw-belaste activiteiten brengt immers nogal wat administratieve lasten met zich mee. Dat heeft niet alleen betrekking op de direct toerekenbare kosten, maar ook het algemene mengpercentage van de gemeente. Daarnaast lopen de perioden van de renteberekening over de de btw-teruggaven niet gelijk met de heffingsrente over de BCF-nabetalingen, waardoor per saldo rente zal zijn verschuldigd. Per saldo niet alleen een kostbare administratieve inspanning maar ook een financieel nadeel vanwege de heffingsrente.
Het overleg tussen het ministerie van Financiën, afvalfonds, NVRD en de VNG heeft helaas niet geleid tot een soepeler standpunt van het ministerie. Dit handhaaft het nieuwe standpunt dat met terugwerkende kracht moet worden nagefactureerd. Dat leidt tot een extra administratieve inspanning en een financieel nadeel. VNG en Afvalfonds hebben inmiddels via dit bericht laten weten het standpunt van de belastingdienst te respecteren en hiernaar te handelen, waarbij zij aantekenen dat dit standpunt per 1 juli weer zal wijzigen.
Per 1 juli 2020 wordt met het wetsvoorstel 35267 de Europese richtlijn 2018/851 geïmplementeerd. Vanaf dat moment zal de gescheiden inzameling een overheidstaak zijn. De NVRD is van mening dat er voorheen al sprake was van een wettelijke overheidstaak door het LAP en VANG programma en heeft het akkoord niet ondertekend.
Evenals de NVRD betreuren deze gang van zaken. Immers, de gemeenten worden overvallen door de uitkomst van een overleg tussen het ministerie met het Afvalfonds Verpakkingen. De nadelige gevolgen hiervan en alle risico’s worden echter geheel bij de gemeenten gelegd die niet hebben kunnen deelnemen aan dit overleg. De Belastingdienst heeft altijd het standpunt ingenomen dat alle werkzaamheden met betrekking tot huishoudelijk afval tot de compensabele activiteiten moesten worden gerekend. Het zou dan ook van een betrouwbare overheid getuigen als er geen correctie over het verleden zou hoeven plaats te vinden. Te meer, nu de wettelijke taak zich in ieder geval vanaf medio dit jaar uitstrekt tot de gescheiden inzameling. Daarbij komt nog de vraag of de gemeenten de terug te ontvangen btw nog wel in hun afvalstoffenheffing mee mogen nemen.
Wat nu te doen?
Wij gaan ervan uit dat de Belastingdienst het nieuwe standpunt zal uitvoeren.
-
- Allereerst zullen de gemeenten alsnog btw aan het Afvalfonds Verpakkingen in rekening moeten brengen over (dus niet uit) de ontvangen bijdragen over de jaren 2015 t/m 2019. Het jaar 2014 is immers al verjaard;
- Vervolgens moeten de gemeenten de aan deze werkzaamheden direct en indirect toe te rekenen voorbelasting overhevelen van hun compensabele- naar hun btw-belaste activiteiten;
- Al de directe en indirecte voorbelasting met betrekking tot de in onderdeel 2 genoemde activiteiten moet dan worden overgeheveld van de compensabele- naar de btw-belaste activiteiten;
- Het mengpercentage zou over de jaren 2015 t/m 2019 opnieuw moeten worden vastgesteld en afgerekend
- Het voorgecalculeerde mengpercentage 2020 moet opnieuw worden vastgesteld;
- Tot slot moeten de uitkomsten worden gecommuniceerd met de Belastingdienst waarop teruggaven en naheffingen volgen.
- Er moet een nieuw standpunt worden ingenomen hoe de btw-duiding is vanaf juli 2020 met de verwachte invoer van het kaderrichtlijn afval.
Advies
Laten we vooropstellen dat wij het nieuwe standpunt van het ministerie van Financiën mét de daarbij behorende terugwerkende kracht betreuren.
Wij adviseren de gemeenten nu om nog eens goed te (laten) kijken naar de fiscale positie. Hebben zij in het verleden niet te weinig btw gecompenseerd? Wij denken onder meer aan de exploitatie van begraafplaatsen, re-integratie en opvang van asielzoekers. Kortom, kijk er nog eens goed naar of er niet te weinig btw is gecompenseerd op andere activiteiten en verreken dat dan met de BCF-naheffing voor het scheiden van het afval. Als een gemeente daarin slaagt, kan het nadeel omslaan in een voordeel.
Heeft u vragen, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen:
Om ervoor te zorgen dat ondernemers liquiditeitsproblemen het hoofd kunnen bieden, is er nu de mogelijkheid tot het verzoek om bijzonder uitstel van betaling voor de:
-
- Inkomstenbelasting,
-
- vennootschapsbelasting,
-
- omzetbelasting, en
-
- loonbelasting.
De Belastingdienst zal uitstel van betaling verlenen als de ondernemer schriftelijk motiveert dat hij door de Coronacrisis in de problemen is gekomen. Zodra het verzoek om uitstel bij de Belastingdienst binnen is, zet de Belastingdienst de invordering stil. Individuele beoordeling van het verzoek vindt later plaats. De Belastingdienst kan verschillende voorwaarden stellen waaraan moet worden voldaan om uitstel van betaling te krijgen.
Om ondernemers tegemoet te komen zal de Belastingdienst de komende tijd een verzuimboete voor het niet (tijdig) betalen achterwege laten of terugdraaien. De behandeling van verzoeken om uitstel moet handmatig plaatsvinden, waardoor behandeltijden kunnen oplopen indien veel verzoeken binnenkomen. Daarnaast betalen ondernemers nu belasting op basis van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Ondernemers die een lagere winst verwachten door de Coronacrisis kunnen een verzoek indienen voor een verlaging van de voorlopige aanslag, zodat ze meteen minder belasting gaan betalen. Deze verzoeken zullen door de Belastingdienst worden ingewilligd.
Dit is de nieuwe regeling: Noodfonds overbrugging werkgelegenheid
Bedrijven die door het Coronavirus tijdelijk te weinig werk hebben voor hun werknemers, kunnen een beroep doen op de regeling voor werktijdverkorting. Deze regeling geldt bij buitengewone gebeurtenissen, die niet onder het normale ondernemersrisico vallen. Het Coronavirus is zo’n buitengewone gebeurtenis. Als een buitengewone gebeurtenis tot gevolg heeft dat er tijdelijk onvoldoende werk is voor alle werknemers kunnen zij een WW-uitkering wegens werktijdverkorting krijgen. Tijdens de uren dat de medewerker niet zijn werk verricht, mag u deelname aan scholing verlangen; scholing die ten goede komt aan de inzetbaarheid in uw onderneming en in de sector.
Aanvraag vergunning
Om voor een WW-uitkering wegens werktijdverkorting in aanmerking te komen moet de werkgever een vergunning voor werktijdverkorting hebben van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Hier kan de vergunning voor werktijdverkorting worden aangevraagd (vanwege landelijke overbelasting kan het even duren totdat de link het doet).
Pas na afloop van de eerste vergunningsperiode kan een werkgever voor zijn werknemers een tijdelijke WW-uitkering wegens werktijdverkorting aanvragen. Een tijdelijke WW-uitkering wegens werktijdverkorting moet binnen een week na afloop van de vergunningsperiode worden aangevraagd.
Voorwaarden vergunning
Het ministerie verleent een vergunning voor werktijdverkorting als voldaan is aan twee voorwaarden:
-
- Het bedrijf is getroffen door een bijzondere situatie die niet onder het normale ondernemersrisico valt, zoals het Coronavirus.
- De verwachting is dat er voor een periode van minimaal twee tot maximaal 24 kalenderweken minstens 20% minder werk is.
Een vergunning voor werktijdverkorting geldt voor maximaal zes weken. Als de situatie binnen de geldigheidsduur van de vergunning verbetert, dan kunnen de werknemers weer gewoon aan het werk. Als er geen verbetering is opgetreden is verlenging van de vergunning mogelijk tot maximaal 24 weken. Voor oproepkrachten met een nul-urencontract en uitzendkrachten wordt geen vergunning voor werktijdverkorting verleend.
Melding UWV
Na afloop van de vergunningsperiode kunt u (als werkgever) een WW-uitkering wegens werktijdverkorting aanvragen met behulp van het formulier Aanvraag WW-uitkering bij werktijdverkorting. Een verlenging van de vergunning hoeft niet te worden gemeld.
Een werknemer, die ziek is voordat de vergunningsperiode ingaat, komt niet in aanmerking voor een tijdelijke WW-uitkering wegens werktijdverkorting. Wordt een werknemer ziek tijdens de vergunningsperiode, dan loopt zijn tijdelijke WW-uitkering door.
Verplichtingen tijdens de werktijdverkorting voor werknemers
Bij de werktijdverkorting gelden veelal dezelfde verplichtingen als tijdens een gewone WW, behalve dat de werknemer niet hoeft te solliciteren of zich hoeft in te schrijven als werkzoekende bij UWV werkbedrijf. Pas als de werknemer door de werktijdverkorting helemaal niet meer werkt en de werkgever verlenging aanvraagt van de periode van werktijdverkorting komt de sollicitatieplicht in beeld. De werknemer moet zich dan uiterlijk de tweede dag na de eerste verlenging hebben ingeschreven als werkzoekende. Let wel, dat is dus al na de eerste 6 weken van werktijdverkorting.
Financiële gevolgen werktijdverkorting
Het UWV vergoedt achteraf (in de meeste gevallen) 70% van het loon voor de uren dat personeel niet werkte tijdens de vergunningsperiode. Dit geldt alleen voor de uren waarvoor een vergunning is verkregen. De werkgever betaalt dus uiteindelijk minder loonkosten (70% van de minimaal 20% verminderde werk uren), terwijl de werknemers volledig in dienst blijven. Het UWV betaalt de tijdelijke WW-uitkering aan de werkgever uit en de werkgever betaalt in de meeste gevallen (tenzij de CAO een uitzondering kent) het volledige loon uit aan zijn werknemers.
ZZP’ers
Zzp’ers kunnen, omdat zij geen personeel in dienst hebben, geen beroep doen op de regeling voor werktijdverkorting. Zzp’ers die door de uitbraak van het Coronavirus in de problemen komen, kunnen een beroep doen op het Bbz (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004) wanneer zij aan de voorwaarden voor deze regeling voldoen. Het Bbz wordt uitgevoerd door gemeenten. Zzp’ers die een beroep willen doen op het Bbz dienen zich te wenden tot de gemeente waar zij staan ingeschreven.