Op LinkedIn is door Henk Roosendaal een interessante vraag opgeworpen: Vennootschapsbelasting en steekproef. Zinvol of zinloos? Hierna een poging om op deze vraag antwoord te geven.
Elke euro in de administratie is gerelateerd aan een concrete financiële ’transactie’. Transacties behoren op hun beurt tot een cluster van activiteiten die al dan niet kwalificeren als belastingplichtig voor de vpb. Het doel van de steekproef is om na te gaan of activiteiten van materiële omvang (de materialiteit is door de belastingdienst gedefinieerd in de Controle Aanpak Belastingdienst, pag. 24) mogelijk ten onrechte niet in de aangifte vpb zijn meegenomen.
Als de medewerkers van de gemeente en/of hun adviseur een jaarlijks analyse maken van de vpb-plichtige activiteiten die exact aansluit bij de feiten die in de financiële administratie vastliggen, levert de steekproef geen nieuwe inzichten op. Wél het aantoonbare controlebewijs dat de analyse volledig is geweest. Anders gezegd, het bewijs dat er bij de analyse geen materiële vpb-plichtige activiteiten over het hoofd zijn gezien. Alleen dit gegeven is al een waardevolle aanvulling op de analyse.
In de praktijk blijkt echter dat het beeld van medewerkers en/of adviseur regelmatig niet aansluit bij de feiten in de financiële administratie. De omvang en complexiteit van de activiteiten en de enorme hoeveelheid vastleggingen die dit met zich meebrengt vertroebelen het beeld op de relevante fiscale feiten. Feitenonderzoek is de oplossing voor het helder krijgen van dit beeld. Dit speelt niet alleen in het fiscale werkveld. Ook binnen de accountancy is al geruime tijd duidelijk dat een benadering die is gebaseerd op louter risico-analyse (inschattingen van mensen over financiële feiten), onvoldoende waarborgen biedt voor een adequate controle op de betrouwbaarheid van de financiële verantwoording. De vele boekhoudschandelen die dit tot gevolg hebben gehad zijn een illustratie hiervan. Het antwoord in de accountancy is geweest dat er (weer) méér feitenonderzoek moet plaatsvinden.
De statistische steekproef is een techniek om dat feitenonderzoek mee vorm te geven, naast bijvoorbeeld (in toenemende mate) het uitvoeren van data-analyses. Een combinatie van deze technieken levert concreet bewijs op over financiële- en fiscale duiding van geldeenheden in de financiële administratie. Als belastingplichtige hoef je niet persé feitenonderzoek in het kader van het monitoren van de fiscale interne beheersing uit te voeren. De belastingdienst geeft echter wel nadrukkelijk aan dat zij statistische steekproeven en data-analyse in dit kader belangrijk vinden. Lees in dit verband de Leidraad Grote Ondernemingen hoofdstuk 7.5.
De trekkingstechniek van de statistische steekproef borgt dat de te onderzoeken steekproef dezelfde kenmerken en opbouw kent als de onderzoekspopulatie (de financiële administratie). De omvang van de steekproef is alleen veel kleiner. Elke euro in de steekproef zegt iets over de transactie, respectievelijk het cluster waartoe hij behoort. De steekproef is zo opgezet dat er geen onjuist geclassificeerde vpb-euro’s ontdekt mogen worden. Een onjuiste classificatie is in dit verband dat de transactie waartoe de euro behoort ten onrechte niet in de vpb-aangifte van de gemeente is meegenomen, terwijl dat wel had gemoeten. De steekproef moet dus ‘schoon’ zijn.
Worden bij onderzoek van de getrokken euro’s tóch fouten gevonden, dan kan met 95% zekerheid worden geconcludeerd dat het fiscale beheersingsraamwerk van de gemeente heeft gefaald bij het correct detecteren en rubriceren van de financiële transacties voor de vpb. De foutanalyse geeft vervolgens belangrijke aanwijzingen voor de oorzaak van de fout, of richting aan nader onderzoek.
Wilt u weten wat Juyst kan betekenen bij het toepassen van steekproeven en data-analyse bij het monitoren van een fiscaal beheersingsraamwerk? Neem dan vrijblijvend contact op. Wij zijn graag bereid in een gesprek een nadere toelichting te verstrekken.