De gemeente Woerden heeft een zogenoemde btw-vriendelijke structuur voor scholen toegepast.
Zij leverde – kort gezegd – tegen 10% van de bouwkosten een multifunctionele accommodatie aan een stichting die het schooldeel “om niet” ter beschikking stelt aan het basisonderwijs, de kinderopvang tegen vergoeding aan een stichting en verder het MFA-gedeelte en de gymzaal zelf btw-belast exploiteerde. Het verschil tussen de inkoop-btw, verminderd met de niet-aftrekbare btw bij de stichting en de “strafheffing overdrachtsbelasting”, vormde het fiscale voordeel. Dat bedraagt 50% – 60% van de inkoop-btw op de bouwkosten
Nadat het Hof van Justitie van de EU had beslist dat het btw-voordeel gerealiseerd kan worden, heeft op 27 maart jl. de advocaat-generaal bij de Hoge Raad (A-G) in een zeer uitgebreide nadere conclusie gewezen op het arrest over het leerlingenvervoer van de gemeente Borsele en de Hoge Raad gevraagd de gemeente Woerden alsnog in het ongelijk te stellen.
Vrijdag 23 juni jl. heeft de Hoge Raad het eindarrest in de zaak “Woerden” gewezen. De conclusie van de A-G doet de Hoge Raad in één zinnetje af; het arrest Borsele inzake het leerlingenvervoer is hier niet van toepassing. De gemeente Woerden wordt geheel in het gelijk gesteld en de Hoge Raad doet de zaak zelf af.
Praktische betekening
Dit is een gevoelige nederlaag voor de Belastingdienst in haar strijd tegen de zogenoemde btw-vriendelijke structuren voor scholen. De weg naar een btw-voordeel ligt voor de gemeenten open. Wel moeten zij zich ervan bewust zijn dat niet alle scholenconstructies tot een goed einde zijn gebracht. Het inrichten van de handelingen en het zorgvuldig volgen van het uitgestippelde pad blijft cruciaal voor het welslagen van een btw-vriendelijke structuur voor scholen.
Fiscale eenheden gemeenten
In een vorige nieuwsbrief hebben wij aangegeven dat de Belastingdienst van plan is een fiscale eenheid aan te nemen tussen gemeenten en hun Sport-BV. Dit lijkt nu even van de baan. Er zijn echter andere ontwikkelingen, zoals de sociale werkplaatsen.
Veel gemeenten hebben hun sociale werkplaats ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling (GR). Zij kunnen geen fiscale eenheid vormen met één van de deelnemende gemeenten, omdat geen van die gemeenten een zeggenschap heeft van 50% of meer. De aansturing van een sociale werkplaats is, zo blijkt uit de praktijk, vaak een probleem omdat geen sprake is van directe zeggenschap. De gemeenten hebben verder vaak het gevoel machteloos te staan, maar wel alle tekorten aan te moeten zuiveren. Om die reden oriënteren enkele gemeenten zich nu op de vraag of zij nog wel in die mate deel willen blijven nemen in GR’s zoals sociale werkplaatsen dan nu het geval is.
Als de gemeente de activiteiten van de sociale werkplaats in een BV onderbrengt, stelt de Belastingdienst zich op het standpunt dat gemeenten en (gemeentelijke) sociale werkplaats een fiscale eenheid vormen. Hierin schuilt echter een groot risico. Immers, andere BV’s, zoals Sport-BV’s, wacht dan hetzelfde lot. Is er bij een fiscale eenheid met een Sociale Werkplaats BV niet of nauwelijks sprake van fiscaal nadeel vanwege aftrek en/of compensatie van inkoop-btw, bij een Sport-BV is dat wel het geval als de staatssecretaris erin slaagt zijn aangekondigde wetswijziging over sportaccommodaties door het parlement te krijgen.
Onze voorkeur gaat dan ook naar een situatie waarin gemeenten uit een Sociale Werkplaats-GR treden en deze direct onder hun eigen invloedssfeer brengen als afdeling. De lijnen van aansturing en verantwoording worden dan kort en direct. De Sociale Werkplaats kan dan een eigen btw-aangifte indienen. Dat kan heel eenvoudig worden gerealiseerd. De gemeente heeft een zogenoemd “B01”-nummer en de sociale werkplaats een “B02”-nummer voor de btw-aangifte. De onderlinge prestaties tussen de verschillende afdelingen blijven buiten de btw-heffing omdat het zogenoemde interne prestaties zijn.
Als de gemeentelijke sociale werkplaats voor andere gemeenten prestaties verricht, vinden die normaal plaats in het economische verkeer en zijn btw-belast.
Betekenis voor praktijk
Als gemeenten uit GR’s treden, ontstaat een nieuwe fiscale werkelijkheid. Dat is enerzijds een kleinere kans dat het plafond van het BTW-compensatiefonds wordt doorbroken. Anderzijds blijven een aantal activiteiten buiten de btw-heffing en is de transparantieregeling in minder situaties dan nu van toepassing.
Aan de andere kant zullen gemeenten ervoor op moeten passen die activiteiten in een eigen BV onder te brengen en, vanwege het gebrek aan een fiscaal belang, akkoord te gaan met het standpunt van de Belastingdienst dat sprake is van een fiscale eenheid. In andere situaties is dat mogelijk wel degelijk aan de orde, zoals bij Sport-BV’s. Als gemeenten die activiteiten onderbrengen in een eigen afdeling, verminderen de gemeenten dat voor hen negatieve fiscale belang.